“Gezocht: (schoot)hond, die graag geknuffeld wil worden door onze ouderen in ons verzorgingstehuis. Onze bewoners missen lichamelijk contact in deze Coronatijd. Door te knuffelen met een hond, hopen we ze weer een beetje geborgenheid te kunnen geven. Heeft u een (schoot)hond die lief is voor mensen en graag aangehaald wil worden, neem dan contact op met…..”
In het plaatstelijk suffertje zie ik de advertentie staan. Gezocht schoothond. Zou het wat voor mijn Droppie zijn? En ik denk terug aan april van dit jaar. Nederland in lockdown. De hele wereld in paniek. Mijn ouders, beiden midden zeventigers, ogenschijnlijk fit maar toch hier en daar een kwaaltje, zijn hals over kop naar Nederland terug gekomen van hun camperreis door het zuiden van Europa. Waar ze de ene dag nog heerlijk met hun voeten in het zand zitten aan de Spaanse Riviera, zitten ze de andere dag 5 hoog opgehokt in Almere. Binnen blijven, geen contact, niet de deur uit want ze vallen onder de kwetsbare risicogroep.
Na een paar weken van bellen, facetimen en veel kaartjes sturen, ga ik toch op visite. Uiteraard op afstand en met de nodige voorbereidingen. ‘We blijven op de gang, Mam”, roep ik door de telefoon. “We nemen zelf wel stoelen mee en een opklaptafeltje. Oja, we nemen ook onze eigen koffie en thee en iets lekkers mee. Dan kunnen we elkaar zien, maar komen we niet te dichtbij.” “Neem je ook de hond mee, Sas,” vraagt mijn moeder door de telefoon. “Vind je vader leuk. Hij mist ‘m zo. Honden brengen toch geen Corona over?” Mijn ouders zijn echte boxersfans en genieten enorm van mijn puberende pup.
Zo gezegd, zo gedaan. Mijn echtgenoot en ik, samen met Drop van toen een maand of 8 à 9 nemen de lift naar boven. Onze armen vol met vouwstoeltjes, opklaptafel, tassen vol thermoskannen, bekers, taart en chocolade. Als de liftdeuren opengaan, glipt Drop met riem en al tussen mijn benen door richting het appartement van mijn ouders. De voordeur staat al open. Met een noodvaart vliegt mijn bruine monster de gang in. Ik hoor het zwiepen van zijn staart tegen de sponningen van de deuren. Een hoge gil, een doffe dreun en dan een zware basstem. Der uit Drop, Der uit!! Ondanks de belofte dat ik niet binnen zou komen, steek ik toch mijn hoofd om de hoek van de deur. Mijn moeder staat strak achter de bank, met in haar ene hand een vaas met bloemen en in de andere hand een porseleinen beeldje. Gered van de stormloop van mijn hond. Op de vloer liggen diverse boeken en tijdschriften van een stapeltje dat eerst nog op de salontafel lag.
En Drop, mijn kleine Drop, heeft mijn vader klemvast gezet op de bank. Zijn dikke tong lebberend aan een oor. Zijn grote poten om de nek van mijn vader. Zijn mooie billen geparkeerd op de buik van mijn Pa. Zijn staart als een propellor ronddraaiend om zo alles en iedereen te raken.
Ik kijk nog een keertje naar de advertentie in de krant. Schoothond, ja, aan dat criterium voldoet Drop. Mensvriendelijk, zeker, niemand zo gek op mensen als Droppie. En toch, toch denk ik dat ik mijn zachtaardige, lieve boxer maar niet moet meenemen naar een verzorgingshuis. Want zijn beste eigenschap is toch wel ontstuimigheid, ook in Coronatijd….
Comments