De mens heeft altijd de drang gehad om te vliegen als een vogel, Droppie. Vroeger, uit de tijd van de Griekse mythologie komt het verhaal van Icarus. Samen met zijn vader Daedalus is hij gevangen gezet door koning Minos op Kreta. Daedalus bedenkt een manier om te ontsnappen. Hij bouwt vleugels van een houten raamwerk, bezet met veren in een boog vastgezet met was. Omdat de was kan smelten, waarschuwt Daedalus Icarus om niet te hoog en dicht bij de zon te vliegen, maar ook niet te laag, omdat de vleugels te zwaar zouden worden van het zeewater. In zijn enthousiasme wordt Icarus echter roekeloos; hij vliegt te hoog zodat de was toch smelt en hij stort neer in de zee.
Dit verhaal zou al genoeg moeten zijn voor de mensen om niet te willen vliegen, maar ja, je weet hoe ze zijn, Drop. Ze blijven proberen, heel vasthoudend, die baasjes van ons. Dus in de 15de eeuw schetste Leonardo Da Vinci al ontwerpen die leken op de vliegmachines. En later kwamen de gebroeders Wright met de eerste gemotoriseerde vliegtuigen. Tja, de mensen, ze blijven je verbazen.
Ook mijn vrouwtje wil heel graag leren vliegen. Ze zegt het dan wel niet met zoveel woorden, maar ik weet het gewoon. Waarom zou ze mij anders Apollo genoemd hebben? Apollo, de zonnegod, en wie wilde er ook al weer naar de zon vliegen… juist, goed onthouden Droppie. En er zijn nog meer tekenen. Elke keer als ik een mooie sprong maak bij behendigheid, roept ze juichend “Kijk, hij vliegt.” Van al de foto’s die ze van mij heeft gemaakt, vindt ze de foto waarop ik vliegend afgebeeld staat, de allermooiste. Die hangt boven haar bed en staat afgebeeld op haar telefoonhoesje.
Ja, Drop, mijn vrouwtje heeft de vurige wens om te kunnen vliegen. En ik help haar erbij.
Als zij mij vast maakt aan de lange lijn, dan weet ik dat het tijd is voor vlieglessen. Wat ik dan doe, is vaart maken. Want om in de lucht te komen, heb je snelheid nodig, Drop. Uit stand kom je niet ver. Dus wat ik doe is snelheid maken en het goede voorbeeld geven, in de hoop dat mijn vrouwtje ook snelheid krijgt en los komt van de grond. Dus ik ren, ren en ren tot de lijn op is. Mijn aanpak lijkt een beetje op vliegeren. Dan hou je ook het touw vast en trek je eraan zodat de vlieger aan het uiteinde vanzelf omhoog gaat. En dat doe ik dus ook. Ik ren zo hard als ik kan, met mijn vrouwtje als vlieger aan het einde van de lijn. En als de lijn dan strak komt te staan, dan ren ik nog eventjes door. In de hoop dat mijn vrouwtje de wind onder zich krijgt en opstijgt. Ze wil het zo graag. Ik zie het gewoon aan haar. Ik hoor het ook aan haar stem. Ze gilt en schreeuwt en juigt mij toe.
En dan, op het ‘moment supreme’, als de riem strak staat, vliegt mijn vrouwtje twee hele lange seconden en stort dan ter aarde. Plat op haar gezicht. Net Icarus. Ze staat dan weer op, klagend en kreunend, haar schaafplekken likkend en haar ledematen weer terugbuigend in de juiste vorm. Maar toch, toch maakt ze mij weer vast aan de lange lijn, dus blijf ik het proberen, Droppie. Elke week weer. Soms komt ze op haar zij terecht, soms op haar rug. Maar langer dan twee seconden vliegen zit er nog niet in. Misschien moet ik nog vaker oefenen? Wat denk jij ervan Droppie? Zullen we eens samen gaan vliegeren met onze vrouwtjes. Jij, Droppie van Boranka en ik, Apollo Que Sera. Dan moet het toch lukken?
コメント